Vechten voor Democratie
De schrijver, Ewoud Kieft, is historicus. En dat onderscheidt dit boek van andere publicaties. Het is eind 2022 uitgegeven en beschrijft de actuele ontwikkelingen in ons land. Maar het plaatst de zorg over de democratie in een breed historisch perspectief.
Met het woord ‘vechten’ in de titel geeft hij een democratisch dilemma aan. Zo stelt hij op pag. 15:
‘Het is altijd makkelijker om te vechten tegen iets dan vóór iets. De dreiging van een vervaarlijke vijand is een grotere motivator dan een positief geformuleerd ideaal’.
En hij besluit het betoog op pag. 22 met: ‘het is een van de redenen waarom het zo makkelijk bleek om democratieën van binnenuit te verzwakken en sluipenderwijs te transformeren tot autoritaire staten’.
Wat hij schetst is de kwetsbaarheid van de enkelvoudige democratie. Een vorm waarin het negatieve de basis wordt van het systeem. De schrijver stelt op pag. 28 dat door inwendige ondermijning de weerbaarheid van een democratie sluipenderwijs af kan nemen. Hij illustreert dit met diverse historische voorbeelden
In het hoofdstuk ‘Uitholling’ uit hij zijn zorg (63):
‘Democratie is gebaseerd op het principe van politieke gelijkheid. Elke burger zou evenveel invloed moeten kunnen uitoefenen op het beleid. Maar er zijn nog maar weinig mensen die geloven dat dat echt zo is. Duidelijker dan dit valt het probleem van de uitholling van de democratie eigenlijk niet samen te vatten’.
En hij constateert op pag. 80:
‘Dat de meeste burgers niet meer het gevoel hebben dat de overheid er voor hen is en dat zijzelf in principe ook de overheid zijn, of zouden kunnen zijn, …wordt inmiddels ook in regeringskringen gesignaleerd’.
Negatieve sentimenten zouden benut moeten worden als externe tegenkracht die het systeem vitaal houdt. In onze termen, een vorm van meervoudigheid. Hij concludeert op pag. 82: ‘Het is dan ook niet vreemd dat … steeds meer stemmen opgaan om het parlementaire stelsel aan te vullen met bestuursorganen waar geen professionele, door lobbyisten en kiezersangst gestuurde politici zitten, maar louter burgers…’
Daarbij doelt hij op burgerfora.
Maar hij waarschuwt:
’Voor burgerberaden op nationaal niveau, iets waar Van Reybrouck en Rovers ook voor pleiten is het risico op politieke manipulatie nog groter, vrees ik. Een van de grootste kwetsbaarheden van een burgerberaad is namelijk de vaststelling van het onderwerp: wie bepaalt wat de vraag is waar de deelnemers zich over zullen buigen?’
Hiermee pleit de schrijver impliciet voor precies datgene waar ons model op gebaseerd is: agendering door de burgers en politieke onafhankelijkheid van de deelnemers
Een burgerberaad is ook om een andere reden kwetsbaar stelt hij op pag. 87:
‘De eerste vraag die de tegenstanders zullen stellen is: wie zijn die deelnemers van dat burgerberaad dan wel? Waar halen ze het recht vandaan? Wie heeft hen eigenlijk gekozen?’.
Het burgerpanel dat wij voor ogen hebben pretendeert dan ook geen representatieve afspiegeling van de bevolking te zijn. Wij streven naar een afspiegeling van belangen en denkbeelden. Daarmee wordt voorkomen dat maatschappelijke democratie in een concurrentiepositie komt met de representatieve democratie
De auteur noemt op pag. 89 nog een ander gevaar:
‘Behalve als bliksemafleider voor impopulaire maatregelen zouden burgerberaden ook nog kunnen worden gebruikt als een manier om slepende politieke conflicten vlot te trekken: door een kleine dwarsdoorsnede representatief te verklaren voor de samenleving als geheel en te isoleren van het bredere politieke krachtenveld’.
De samenspraak in het Medemo model is dienstbaar aan het politieke krachtenveld maar wordt georganiseerd door een niet-gouvernementele organisatie.
In het hoofdstuk ‘Het losgebroken wantrouwen’ wordt ingegaan op de rol van de sociale media. Ewoud Kieft stelt op pag. 122:
‘De mogelijkheid dat informatietechnologieën zich verder in de richting van populistische en autoritaire toepassingen ontwikkelen, is reëel. Het tegenwicht moet uit de democratieën komen’.
Dit is de reden waarom wij de online samenspraak door burgers laten organiseren. En waarom we open source software gebruiken. En transparante moderatie.
Op pag. 127 benoemt hij de waarde van wantrouwen:
‘Wat we de laatste twintig jaar meemaken, is dat het wantrouwen los is komen te staan van veel van de oude vormen en instituties die het van oudsher in constructieve banen konden leiden: constructief georganiseerd wantrouwen houdt bestuurders scherp, corrigeert machtsmisbruik … en beschermt het recht van individuen en minderheden tegen de dictatuur van de meerderheid’.
Het hoofdstuk wordt afgesloten met:
‘De oplossing kan alleen maar daar liggen waar die in een democratie altijd gelegen heeft: in het open en eerlijk aangaan van de ideeënstrijd’.
Wij denken met de combinatie van online en offline samenspraak aan die voorwaarde te voldoen.
Ideeënstrijd is ook het thema van het laatste hoofdstuk dat eindigt met een zin die bijna als een pleidooi voor onze aanpak klinkt:
’…De democratie heeft meer aan burgers en politici die hartstochtelijk voor hun eigen waarden en belangen opkomen en ze tot inzet maken van een loyale ideeënstrijd…’.